Als iets stuk is, kun je drie dingen doen:
- Je gooit het weg en koopt een nieuwe, (iets wat mijn kinderen als eerste roepen als ze iets hebben gesloopt; ‘Koop je toch een nieuwe?’).
- Je probeert het te repareren.
- Repareren kan niet meer, dus je doet het er maar mee.
Om bij optie 1 te beginnen: weggooien en een nieuwe kopen gaat bij een ‘kapotte’ schildklier niet lukken. Tegenwoordig kun je veel van een donor krijgen, maar van een donorschildklier heb ik nog nooit gehoord. Jammer, dat komt misschien nog. Maar daar kan ik niet op wachten. Optie 1 vervalt dus. Dan optie 2: repareren, nou dát hebben we geprobeerd. Alle schildkliermedicijnen die je maar kunt bedenken, heb ik gehad. Helaas zonder resultaat. Het enige ‘reparatiemiddel’ dat resultaat gaf, was een klein slokje radioactief jodium. Hoera! Het probleem van een te snel werkende schildklier was opgelost! Dat wel, maar de ‘reparatiepoging’ bracht me van de regen in de drup. Mijn schildklier deed vervolgens helemaal niets meer. Totaal lamgelegd door de jodium, en nu dus niet meer te repareren. Stuk dus!
Het er maar mee doen
Dan blijft er dus maar een optie over: het er maar mee doen! Accepteren dat je een beetje stuk bent en dat je daar dus in je dagelijks leven rekening mee moet houden. Het er maar mee doen en alle aspecten accepteren die een kapotte schildklier met zich meebrengt. Tja…. en juist dat blijkt nogal een issue voor mij te zijn. Het is een issue voor mij dat ik ontzettend afhankelijk ben van mijn dagelijkse hoeveelheid Thyrax (schildklierhormoon) en mijn maandelijkse shot vitamine B12 (vergat even te vertellen dat ik door mijn schildklieraandoening nu ook een chronisch B12 tekort heb. What’s next??). Zonder deze medicijnen kan ik écht niet. Om maar heel kort te zijn; ze houden me in leven. Die afhankelijkheid vind ik angstaanjagend. Wat als ze niet meer leverbaar zouden zijn?
Maar wat ik echt het aller, aller moeilijkste vind, is het feit dat ik moet accepteren dat ik niet alles kan doen wat ik zou willen doen. Ambitieus en enthousiast als ik ben, wil ik gaan, gaan, gaan. Gave carrière, mooi huis, leuk gezin, alles op orde, alles op rolletjes. Niets is te gek, alles kan. Ik wil het allemaal! En het lukt me ook, althans zo op het eerste gezicht. Maar wat veel mensen om me heen niet zien, is dat ik soms niet meer kan van vermoeidheid. Dat mijn hele lichaam pijn doet en schreeuwt om rust en een lager tempo. En dan moet ik, of ik het wil of niet, toegeven, accepteren. Rust nemen en weer opladen.
En dat doe ik, natuurlijk met de nodige tegenzin, ‘Ben geen omaatje,’ denk ik dan. Maar op dat moment kan het niet anders. Maar als de batterij weer vol is, ga ik zo snel mogelijk als een kip zonder kop weer in hetzelfde tempo verder. Totdat mijn lichaam weer aangeeft dat ik in een lager tempo moet. Weer even rust moet nemen. Ach het gaat best zo hoor die struisvogeltactiek. Maar wat zou het veel beter zijn wanneer ik accepteer dat ik niet alles kan in het tempo dat ik voor ogen heb. Het klinkt toch zo makkelijk en aantrekkelijk; een tempootje lager? Wie wil dit nu niet? En laten we eerlijk zijn; ik mag blij zijn dat ik optie 3 heb. Want het er maar mee doen, kan in mijn geval heel goed wanneer je weet te doseren.
Ik moet leren zien dat ik door mijn ziekte te accepteren en er naar te handelen, gewoon de dingen kan doen die ik wil doen maar wel in een aangepast tempo. Maar ja, zolang ik mijn struisvogeltactiek blijf toepassen, zie ik niks. Want met je kop in het zand is het behoorlijk donker. Lastig hoor optie 3… Zouden ze daar geen medicijnen voor hebben? Voor ‘Het er maar mee doen’... Zou ik zo doen. Maar wat als die nou niet meer leverbaar zijn? En zo is het kringetje rond. Kop uit het zand en accepteren! Dat kan me helpen! Gelukkig heb ik daar mijn hele leven nog voor… Hoe lang leven struisvogels eigenlijk gemiddeld?
Petra Oude Lenferink
@petraol