Zou er een camera hangen, waarop ze me nu in de gaten houdt? Ik werd steeds angstiger. Het liefst wilde ik weggaan. Gewoon de kamer uitlopen, naar buiten, ver weg van hier. Maar ik wist dat ik dan langs andere kamers moest, langs de wachtruimte en de receptie... en dat durfde ik niet. Door een spleet van de lamellen kon ik auto’s zien rijden. Ik probeerde ze te tellen.
Ik merkte dat ik ging staren; allemaal signalen dat ik ging dissociëren.
De dokter kwam terug en stelde vragen. Ik hoorde haar wel, maar kon niks meer zeggen. Ik durfde niet meer te bewegen. Ze kwam naast me zitten en begon mijn arm te schudden. “Mevrouw, mevrouw!!” Ik vond het niet prettig dat ze mij in deze toestand zo noemde. Ik denk ook dat het niet zo zeer uit beleefdheid was, maar gewoon omdat ze niet eens mijn voornaam wist. Ik schrok van haar stevige greep en harde stem. “Werk eens mee!” zei ze, terwijl ik zo mijn best deed…
Ze ging achter de computer zitten. “Je hebt de diagnose depressie zie ik”. Uhh dat was 13 jaar geleden... “En je bent onder behandeling bij de GGZ in Breda”. Tja en dat is 5 jaar geleden.
“Kan ik iemand voor je bellen hier uit Waalwijk, een vriend of vriendin?” Nee, heb ik niet. “Familie dan?” Nee, ook niet… die wonen allemaal ver weg. Alsof ik in mijn gezicht geslagen werd, zo hard kwam het gevoel van eenzaamheid weer binnen. “Je kunt hier niet blijven zitten en ik ben ook klaar met werken, zal ik vragen of iemand van het RIBW je op kan halen?” Ik knikte ja. “Wat is het nummer?” Ik begreep haar vraag, ik wist wat ik moest doen; bukken, mijn tas pakken, mijn telefoon er uit halen en het nummer op zoeken, maar het lukte niet. Alsof mijn hoofd niet het signaal naar de rest van mijn lichaam kon doorgeven. Letterlijk verlamd van angst?
Ze vond het nummer in de computer. “Ik ga ze even bellen” en ze liep weer de kamer uit.
Mijn angst sloeg om naar irritatie. Waarom gaat ze nu weer weg? Mocht ik niet horen wat ze tegen mijn begeleiding zei? Na een tijdje kwam ze weer terug. “Je begeleiding komt je zo ophalen” Ik vroeg haar waarom ze niet belde waar ik bij was. “Omdat ik nog ander werk te doen had in de andere ruimte en zo kon dat tegelijk, ik wil namelijk ook wel graag naar huis”. Voor mij voelde dit weer als een bevestiging; Ik was weer iemand tot last. “Maar ik heb toch geregeld wat je wilde?” - in mijn hoofd hoorde ik haar er achter aan zeggen ‘dus wat zeur je nou’...
Na een tijdje kwam mijn begeleider. De dokter schudde mijn hand en zei tegen mijn begeleider “veel sterkte er mee!”...
Nadat ik was bijgekomen van deze vervelende ervaring, ging het bij mij kriebelen. Wat kon ik hier uit leren? Wat voor iets positiefs haal ik hier uit? Ik probeerde de situatie te bekijken vanuit mijn rol als ervaringsdeskundige. Ik dacht alleen maar; We hebben als ervaringsdeskundigen nog veel te doen. Wat zou ik graag aan deze andere tak van de zorg, ook eens een training geven!