Op het moment dat het gebeurde, was ik aan het werk. Ik had het druk met de zorg voor mijn gezin, mijn ouders waarvan ik mantelzorger was, mijn sociale leven en mijn bovengenoemd werk waar ik erg blij mee was. Door dat werk hoorde ik ergens bij, ik maakte deel uit van een groter geheel. Men was blij met mij.
Na april 2010 werd dat helemaal anders. Ik verloor mijn gezondheid, mijn baan, wat vrienden en mijn sociale leven. Ik hoorde, behalve bij mijn gezin, waar ik ook amper functioneerde, nergens meer bij. Bovendien kon ik niet dealen met de veranderingen. Mijn hoofd deed raar, ik kon niet meer tegen drukte, kon niet meer multitasken en ik schaamde me dood dat ik weer moest beginnen met een legpuzzel van Disney. Van 24 stukjes notabene. En daar was ik ruim een kwartier mee zoet. Daarna werd ik ongeduldig en vlogen de puzzelstukjes door de kamer. Ik werd hoe langer hoe eenzamer. Deels door de onmacht dat ik iets niet meer kon, maar ook zeker door de schaamte hierover. Alleen met mijn worsteling, mijn verdriet, mijn rouw.
Doordat er aan de buitenkant niets te zien was, was het begrip er mondjesmaat en ook dat ebde naar verloop van tijd wat weg. ‘Het had nu wel lang genoeg geduurd’.
Mijn ergotherapeute had een gouden greep. Ze adviseerde me om mijn leven te gaan beschrijven in de vorm van blogs. Dat was nogal wat. De reden van haar advies was dat alles wat ik schreef, uit mijn hoofd verdween. Ik kon dat dan loslaten.
Later, toen mijn boek ‘Prettig verstoord brein’ een feit werd, besefte ik ook dat door dit boek het begrip weer wat groter werd. Toen mensen het gingen lezen, kregen ze in de gaten dat hersenletsel nooit meer overgaat. Het blijft een zoektocht naar balans tussen willen en kunnen.Dit boek zorgde ervoor dat ik er weer een beetje bij hoorde.
Toch miste ik nog wat. Ik zat de hele dag thuis en de muren kwamen op me af. Betaald werk zat er helaas niet meer in dus ik moest mijn toevlucht zoeken in vrijwilligerswerk. Dat was de tweede gouden greep na mijn CVA.
Ik mocht kiezen wat ik leuk vond. Mijn positieve instelling zorgde ervoor dat ik graag mensen verder wilde helpen die in hetzelfde schuitje zaten als ik. Ik had immers toch hersenletsel dus kon er maar beter iets nuttigs mee doen.
Daardoor werd mijn wereldje een flink stuk groter. Ik ging vrijwilligerswerk doen bij Zorgbelang Brabant|Zeeland, waar ik ervaringsdeskundige was. Ik zette mijn ervaringen in, in diverse projecten, waaronder gastlessen en intervisiebijeenkomsten. IK HOORDE WEER ERGENS BIJ.
Naast dit vrijwilligersbaantje, is er nog een baantje op mijn pad gekomen. Ervaringsdeskundig adviseur bij Hersenletsel-uitleg. Ik doe mede het beheer van een aantal facebookgroepen, adviseer mijn ‘baas’ waar nodig, blus brandjes en plak pleisters waar het nodig is. Ik heb heel erg veel contact met mensen met NAH. Sommige contacten zijn uitgegroeid tot fijne vriendschappen. IK HOORDE WEER ERGENS BIJ.
U ziet wel, beide baantjes hebben met mijn hersenletsel te maken. Daar ligt mijn hart, mijn passie. Ik ben een mensenmens geworden. Betrokken bij de medemens met hersenletsel. Omdat ik weet hoe eenzaam zo’n proces is. Ook al zijn er mensen om je heen. Eenzaam maar niet alleen. Levend rouwen.
Nu, na ruim 8 jaar, heb ik een beetje mijn draai gevonden. Mijn gezondheid is stabiel, mijn sociale leven staat nog steeds op een laag pitje, maar de mensen die zijn gebleven hebben begrip voor de situatie. De keren dat ik dan wel ergens heen kan/ga, kan ik ook genieten. Dat ik daarna daarvoor moet boeten in de vorm van ernstige vermoeidheid, is dan niet erg.
Mensen zijn blij met me, ik hoor weer ergens bij. Soms ben ik nog steeds eenzaam, maar dan is er altijd wel iemand die ik kan bellen om me weer in de steigers te zetten. En dat heb ik ook moeten leren. Accepteren is moeilijker dan vechten.
Ik kom mijn dagen door op een manier die bij me past. En dat is een groot goed.
Ik zou bijna zeggen, het hoogst haalbare.
Ik gun dat iedereen. Laten we eenieder binnensluiten in plaats van buitensluiten.
Arnie Craninckx