Recht op wonen
We spreken met drie Zeeuwse deelnemers: Lodewijck van Dijk, Susan Amadasun en Erik Verbart. Lodewijck is extern deskundige en adviseert de Zeeuwse gemeenten over een nieuwe aanpak voor beschermd wonen. Voor hem zijn beschermd wonen en maatschappelijke opvang nauw met elkaar verbonden en is het goed om daar één beleid voor te maken. Hij vindt het mooi hoe tijdens de summerschool de onderwerpen wonen en zorg uit elkaar werden getrokken: “Iedereen heeft een huis nodig, waar hij zich veilig voelt, waar het warm is, waar een douche is. Bij dakloosheid zijn we gauw geneigd met een zorgbril naar mensen te kijken: heeft iemand een psychische aandoening? Is er sprake van een diagnose? Maar het is goed om eerst te kijken naar iemands basisbehoeften: heeft iemand een eigen huis, voldoende inkomen?“
Erik, ervaringsdeskundige in het Zeeuwse gezelschap, sluit hierop aan. “Goed, om het recht op wonen zo te benadrukken. Dat recht geldt altijd, los van een eventuele zorgvraag die mensen hebben. Ik pleit er sterk voor om in Zeeland met housing first aan de slag te gaan.” Housing first is een model dat uit Finland is overgekomen. Zoals de naam al aangeeft betekent het dat je eerst zorgt dat mensen weer een eigen woning krijgen. Vandaaruit kunnen mensen weer regie over eigen leven krijgen. Het recht op huisvesting is volgens housing first onvoorwaardelijk. Er zijn geen eisen dat mensen eerst moeten stoppen met middelengebruik of dat ze behandeling moeten accepteren.
Verder kijken dan naar het gedrag
Susan is kersvers beleidsambtenaar sociaal domein in Vlissingen. Op 1 augustus is zij daar gestart. Maar nieuw is ze zeker niet, want hiervoor werkte ze bij de opvang van het Witte Huis in Vlissingen, en bij de maatschappelijke en justitiële dienstverlening van Emergis. Ook Susan werd tijdens de summerschool geïnspireerd om met een frisse blik te kijken: “De neiging is vaak om alleen naar iemands gedrag te kijken, maar je moet de persoon achter het gedrag willen zien en de situatie waarin hij zit. Niet denken: wat is er mis met deze persoon? Maar: wat is er mis met de omstandigheden waarin deze persoon leeft.”
---------
De summerschool was een initiatief van het Ministerie van VWS en is uitgevoerd door het Instituut voor Publieke Waarden (IPW). Het beleid van het ministerie voor de aanpak van dakloosheid kent zes actielijnen. Deze actielijnen vormeden ook de leidraad voor de summerschool.
- Versterken bestaanszekerheid: borging van het bestaansminimum;
- Preventie: voorkomen dakloosheid is altijd het beste;
- Wonen Eerst: iedereen een eigen woonplek met ondersteuning op maat;
- Integraal werken in de uitvoering: regie, snelheid en menselijke maat;
- Geen beleid zonder ervaringskennis: beleid wordt gemaakt, getoetst en uitgevoerd met mensen met ervaringskennis;
- Inclusieve aanpak: aandacht voor jongeren, LHBTIQ+ en dakloze EU-burgers .
----------
Susan vond het waardevol om de summerschool samen met vertegenwoordigers van zorgaanbieders, woningcorporaties en cliëntorganisaties bij te wonen: “Je moet het met elkaar doen, samen een visie ontwikkelen. Alleen als je vanuit dezelfde uitgangspunten werkt gaat het lukken.” Samen betekent ook met alle dertien gemeenten in Zeeland. Elke gemeente is verantwoordelijk voor het eigen beleid, maar onderwerpen als beschermd wonen en aanpak dakloosheid zijn te groot om ieder voor zich op te pakken. Ook de landelijke overheid eist dat gemeenten regionaal samenwerken. Dat is nog een complexe opgave, volgens Lodewijck.
Zichtbare en onzichtbare problemen
Hoe groot is het probleem van dakloosheid in Zeeland? Lodewijck antwoordt dat daar eigenlijk geen precies beeld van is. Er zijn wel cijfers, maar de vraag is wat je onder dakloosheid verstaat. “Er zijn mensen zonder eigen dak boven het hoofd, die bij familie of vrienden op de bank slapen. Of er zijn mensen die beschermd wonen, terwijl dat eigenlijk niet meer nodig is; maar ze kunnen niet op zichzelf wonen omdat er woningnood is. Of mensen die zorg mijden en nergens in beeld zijn.” Susan: “We moeten van cijfers naar maatwerk. We willen ons niet alleen richten op mensen met zichtbare problemen die misschien overlast veroorzaken, maar ook op mensen met minder zichtbare problemen.” Lodewijck: “Als iemand op straat staat te schreeuwen en dreigt de boel kort en klein te slaan, dan krijgt dat al gauw aandacht, maar er zijn ook gezinnen die ontwricht raken, waar de problemen zich achter de voordeur afspelen. We moeten meer present in de wijk zijn zodat we mensen in hun eigen omgeving kunnen helpen.”
Cliënten en naasten op tijd betrekken
Er is in Zeeland dus nog veel werk aan de winkel. Een bijzondere uitdaging is om ervaringskennis goed te betrekken. En niet pas aan het eind, als het beleid al bijna in kannen en kruiken is. Erik: “Ik pleit voor co-creatie. Samen projecten opzetten en uitvoeren. In Zeeland zie ik toch vaak gebeuren dat ambtenaren eerst iets te ontwikkelen en daarna pas cliënten en naasten erbij betrekken. Dat is veel te laat. Ik zie hetzelfde nu gebeuren met de ‘GGZ Vriendelijke Gemeente.” (Dit is een initiatief om gemeenten en ggz beter met elkaar te verbinden, onder meer door gebruik te maken van ervaringsdeskundigheid. De Zeeuwse gemeenten gaan hier ook mee aan de slag.)
Lodewijkck en Susan zeggen klaar te zijn om afspraken te maken over cliëntparticipatie. De meedenkers kunnen hier een belangrijke rol in vervullen.
Wordt vervolgd dus.